Selecteer Pagina

Gigaveel groene stroom

door | 26 nov, 2021 | Uitgelicht

Foto: TenneT

In de vorige maand gepresenteerde Routekaart Elektrificatie in de Industrie komt naar voren dat in de jaren tot 2030 ten minste 30 TWh nodig zal zijn om de Nederlandse industrie te verduurzamen. Dat betekent dat het aantal geplande offshore windparken minimaal moet worden verdubbeld.

[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]

Omdat de Uitvoeringstafels Industrie en Elektriciteit van het Klimaatakkoord behoefte hadden aan een cijfermatige onderbouwing van de rol die elektrificatie kan spelen in het verduurzamen van de industrie, toog de cross-sectorale werkgroep Power-to-Industry aan het werk en stelde zij de Routekaart Elektrificatie in de Industrie samen. Hierin valt te zien wat de elektriciteitsbehoefte van de Nederlandse industrie is, er wordt een stappenplan richting 2050 gegeven. Ook bevat het rapport een aantal aanbevelingen.

Elektrische compressoren

In de jaren tot aan 2030 kunnen er al stappen worden gezet met het elektrificeren van industriële processen. Denk aan de inzet van elektrische compressoren, elektrische boilers of warmtepompen op lage temperatuur. Dit zijn technieken die nu al bestaan of binnenkort beschikbaar komen. De elektriciteitsvraag valt zo rond de 30 TWh uit bij een flexibele inzet van elektrische boilers in een hybride opstelling met bestaande, gasgestookte ketels of WKK’s. De elektriciteitsbehoefte kan tot 2030 oplopen tot 80 TWh. In de jaren tussen 2030 en 2040 kan het technisch mogelijk worden op op grote schaal industriële elektrificatie voor hogere temperaturen toe te passen, zoals met warmtepompen op hoge temperatuur, ovens en fornuizen. Zoals het er nu voorstaat, zullen dan ook de eerste stappen richting het elektrificeren van kraakprocessen worden gezet. De extra vraag naar elektriciteit of waterstof zal op zo’n 40 TWh uitkomen.

Hoeveelheden stroom

Tussen 2040 en 2050 wordt het mogelijk om nog eens voor tussen de 15 en 20 TWh aan warmtevraag te elektrificeren. Dan zou bijvoorbeeld staal met behulp van elektriciteit moeten kunnen worden gemaakt. Tegen die tijd zou de volledige industrie haar processen CO2-neutraal moeten kunnen runnen. Hiervoor is 80 tot 130 TWh aan extra, hernieuwbare elektriciteit nodig. Deze hoeveelheden stroom zijn nu nog (lang) niet voorhanden. Voor 2030 moet er voor 10 gigawatt aan extra offshore windparken worden aangelegd, en voor 2050 moet dit tussen de 26 en 46 gigawatt bedragen. Het huidige geplande vermogen van windparken op zee is circa 11 gigawatt. Voor het verduurzamen van de industrie is dus een verdubbeling nodig. Omdat wind- en zonne-energie variabele energiebronnen zijn – de ene dag waait het nu eenmaal harder dan op de andere – moet de industrie kunnen omgaan met pieken en dalen in de energieproductie. Zij moet dus flexibel kunnen opereren.

SDE++ aanpassen

Een routekaart zou geen routekaart zijn als die geen stappen bevat richting de stip aan de horizon. Er moet nog veel gebeuren, willen we de kansen die elektrificatie biedt helemaal kunnen benutten, stellen de schrijvers van het rapport. Omdat de industriële warmtebehoefte in 2050 voor minstens 60 procent zal worden ingevuld met elektriciteit en waterstof, bestempelt de routekaart de investering hierin als een ‘duidelijke no regret-doelstelling’. Oftewel: als de overheid, netbeheerders, energieproducenten en de industrie hierin investeren, zullen ze er zeker geen spijt van krijgen. De routekaart schetst vier stappen die moeten worden gezet. Ten eerste het stellen van heldere beleidsdoelen en het passend maken van instrumenten voor industriële elektrificatie. Stel zo snel mogelijk een beleidsdoel voor het volume van industriële elektrificatie in 2030, met een minimum van 30 TWh, aldus het rapport. Pas ook de dekking van de SDE++ aan, en doe dit tijdig. Industriële elektrificatieprojecten hebben doorlooptijden van meer dan zes jaar. Om de doelen voor 2030 te halen, moeten de komende twee jaar al investeringsbeslissingen worden genomen.

Infrastructuur

De tweede stap in de routekaart is het ontwikkelen van opwek en flexibiliteit, in samenhang met de industriële vraag. Begin met het aanleggen van extra 10 gigawatt aan offshore windparken, bestemd voor het elektrificeren van de industrie. Verder moeten voorbereidingen worden genomen voor het verder uitbreiden van wind op zee met 26 tot 46 gigawatt. Doen we dit niet, dan kan bij onvoldoende beschikbaarheid van groene stroom de fossiele elektriciteitsproductie zo hard oplopen dat dit meer CO2-uitstoot geeft dan de industrie aan CO2-reductie realiseert. De derde stap is het versnellen van de opschaling van de transportinfrastructuur voor zowel elektriciteit als waterstof. Ook hier is spoed nodig, want de doorlooptijd voor het ontwikkelen van infrastructuur voor elektriciteit is ruim acht jaar. Verder is het raadzaam een data safehouse op te zetten, waarin betrouwbare informatie en ervaringen over industriële elektrificatie kunnen worden uitgewisseld. Ook moeten de procedures voor vergunningen worden verkort. De vierde stap tot slot is het ontwikkelen van ‘een programmatische aanpak van innovaties en kennisspreiding’. 

Vier aanbevelingen

Bovenop de stappen doet de routekaart nog een aantal aanbevelingen ‘voor verdere verdieping’. Vier zijn het er, om precies te zijn. Ten eerste: gebruik de informatie uit de routekaart voor het verfijnen van bestaande modellen, zodat de rol van industriële elektrificatie goed onderbouwd kan worden meegenomen. Tweede aanbeveling is de bevindingen uit de routekaart te vertalen naar de verschillende industrieclusters. Leg de informatie naast elkaar, zodat per cluster keuzes kunnen worden gemaakt. Derde aanbeveling is de kosten voor elektrificatie in kaart te brengen, zodat duidelijk wordt welk prijskaartje aan de verschillende alternatieven hangt. Ook is het raadzaam de kosten over de keten te verdelen. De vierde en laatste aanbeveling is om de flexibiliteit van industriële processen nader uit te werken. Dit moet op basis van voortschrijdend inzicht worden gedaan.

Energievraag industrie

De Nederlandse industrie gebruikt nu 39 TWh aan elektriciteit. Daarbij heeft zij een warmtebehoefte van 155 TWh per jaar. Ongeveer 40 procent hiervan volgt uit processen op lage temperatuur (minder dan 200 graden Celsius), wat vooral wordt benut voor het drogen en ontwateren in de voedings- en papierindustrie en voor scheidingsprocessen in de chemie. De andere 60 procent betreft processen op hoge temperatuur (meer dan 200 graden Celsius), zoals hoogovens in de staalindustrie, ovens in de glas- en keramiekindustrie of fornuizen in de chemische industrie.

Directe en indirecte elektrificatie

De Routekaart Elektrificatie in de Industrie onderscheidt twee vormen van industriële elektrificatie. Directe elektrificatie gebeurt op de kortere termijn met warmtepompen en elektrische boilers en op de langere termijn met elektrische fornuizen en elektrochemie. Op procesniveau is directe elektrificatie het meest efficiënt. Een nadeel ervan is variatie in de opwek van hernieuwbare stroom, de complexiteit van flexibiliteit en opslag in het systeem en de relatief hoge kosten van de infrastructuur. Bij indirecte elektrificatie wordt groene waterstof als grondstof gebruikt of als brandstof voor hogetemperatuurtoepassingen. Nadeel hiervan is dat er aan flink conversieverlies optreedt bij het omzetten van elektriciteit naar waterstof. Daar staat tegenover dat de opslag een stuk makkelijker is en dat infrastructurele aanpassingen minder ingewikkeld zijn. 

[/et_bloom_locked]

Nieuwsbrief

Wekelijks het laatste Rotterdamse industrienieuws direct in je inbox? Meld je dan nu aan en blijf zo op de hoogte!

Bedankt voor het aanmelden. Veel leesplezier!