Selecteer Pagina

Energietransitie in perspectief

door | 23 aug, 2021 | Energie, Uitgelicht

Foto: Pierre Crom

De energietransitie is zonder twijfel de grootste uitdaging waar het Rotterdamse havenindustrieel complex voor staat. Cees Jan Asselbergs (oud-directeur Deltalinqs) en Jan van Dinther (Jong Haventalent/Siemens) schetsen ieder vanuit hun eigen perspectief waar het proces wringt, welke aanpak gewenst is en waar kansen liggen. 

[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]

Je bent sinds het begin van dit jaar Jong Haventalent. Hoe bevalt dat?

Jan van Dinther: “Goed, het is natuurlijk een interessante tijd om zo’n functie te hebben. Normaal gesproken bezoekt het Jong Haventalent veel evenementen. Ik zie het als mijn taak om jongeren te vertellen wat er in Rotterdamse haven te doen is. Door de coronacrisis is dat moeilijk gebleken en daarvoor moet je dan digitale alternatieven zoeken. Samen met de Jong Havenvereniging heb ik dat zo snel mogelijk opgepakt, al was het natuurlijk even zoeken. Zo zijn de opnamen van de podcast ‘Portcast NRG’ opgestart en worden er binnenkort vlogs opgenomen waarin energieprojecten in de Rotterdamse haven centraal staan. Dat is leuk.”

Je hebt de energietransitie hoog op de agenda staan. Kan je uitleggen waarom?

Van Dinther: “ Het is natuurlijk de grootste uitdaging van de Rotterdamse haven op dit moment. Aan de TU Delft heb ik geleerd hoe je allerlei systemen kan transformeren Ik vond dat altijd heel interessant. Juist nu de urgentie groter wordt, zie je dat duurzaamheidsinitiatieven moeilijk van de grond komen. Men is zoekende. Ik denk dat het belangrijk is om jongeren bij dit vraagstuk te betrekken. Laat ze niet aan de zijlijn staan.”

En je hebt ook een boodschap te brengen, toch? Klopt het dat er meer brutaliteit nodig is?

Van Dinther: “Aan de ene kant wil ik concreet maken wat er in de Rotterdamse haven gebeurt en zou moeten gaan gebeuren. Daarnaast roep ik het management in de haven op om dat inbeeldingsvermogen van jongeren te gebruiken en om iets meer risico te nemen. Jongeren zijn meer onbevangen en denken minder in de systemen van nu. We moeten dit bij het maken van keuzes benutten. Dat is die brutaliteit die ik bedoel.” 

Spreekt dit jou aan?

Cees Jan Asselbergs: “Ja, dat heb je nodig, hè? Niet alleen binnen de haven, maar ook daarbuiten. Veel beslissingen over de haven worden helaas er buiten genomen.”

Dus misschien is er ook wat meer brutaliteit in Den Haag nodig.

Asselbergs: “Ik heb bij Deltalinqs altijd geprobeerd het initiatief aan de kant van de bedrijven te houden. De overheid moet je daar niet in een regiefunctie neerzetten. Bedrijven kennen hun business zelf het beste. Zij kunnen het beste de regie voeren, maar je hebt de overheid wel nodig. Er moeten spelregels zijn. Bedrijven kunnen de overheid wel duidelijk maken welke spelregels hen verder kunnen helpen.”

Je startte begin jaren negentig bij Europoort Botlek Belangen (EBB), een van de voorlopers van Deltalinqs. Waren er toen al initiatieven om de haven te vergroenen? 

Asselbergs: “In die jaren begon een groot project, ROM Rijnmond, waar onder andere de contouren van de Tweede Maasvlakte en Betuweroute in zaten. Het was een rijksproject dat vanuit de ministeries werd gerund. Er liep onder meer een project over warmtekracht, waar veel verwachtingen op waren gevestigd. Ik weet nog dat ik met Willem Scholten [oud-directeur Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam, red.] en een aantal vertegenwoordigers van grote industriële bedrijven in die trein zat. Ik vroeg toen een beetje brutaal of het met al die salarissen bij elkaar opgeteld niet een beetje zonde van onze tijd was door alleen maar warmtekrachtprojectjes bij elkaar op te tellen. Ik heb toen het idee gelanceerd van een Energievisie 2010, een door de industrie, het havenbedrijf, in contact met DCMR opgesteld plan. Daar zaten projecten in, bijvoorbeeld restwarmte-uitwisseling, waar we nu nog steeds over praten om die te realiseren. Het is frustrerend dat dat zo allemachtig lang moet duren. Maar je kan het wel verklaren. Grote infrastructurele projecten hebben ook te maken met het leggen van verbindingen. Het vergt een lange adem om partijen zover te krijgen eraan mee te doen. Bij die projecten waren bedrijven betrokken, die aanvankelijk aangaven het wel te zien zitten. Maar als ze het later verder gingen doorrekenen, bleek dat het economisch nog niet interessant voor ze was. Dus vielen ze allemaal van de haak. Zonde van die 25 miljoen gulden subsidie die we van het ministerie van EZ hadden toegezegd gekregen.”

Maar de bereidheid om te verduurzamen bij bedrijven was er al?

Asselbergs: “Ja, men zag dat wel. Ik herinner mij een warmteuitwisselingsproject waarbij de Esso-raffinaderij warmte zou gaan leveren aan woningen in Spijkenisse. Maar dat project ging niet door omdat er leveringsgaranties voor de duur van twintig jaar werden gevraagd. Voor de eigen bedrijfsvoering kijken bedrijven wel vooruit, maar om voor die duur aan een gemeente te garanderen dat je blijft leveren… Op dat soort discussies bleef het hangen. Als je ziet wat die projecten toen kostten en wat voor bedragen er nu worden genoemd. Als we die plannen van toen hadden gerealiseerd, waren we een stuk verder in de energietransitie geweest. Ook was er veel praktijkervaring opgedaan.”

Wat denk jij als je Cees Jan hoort zeggen dat we al een stuk verder hadden kunnen zijn, tegen lagere kosten?

Van Dinther: “Ik betwijfel of je zoveel verantwoordelijkheid bij bedrijven moet neerleggen. Bedrijven zijn bereid waterstoffabrieken neer te zetten of op een andere manier een bijdrage aan de verduurzaming te leveren. Die partijen moeten allemaal investeringen doen, maar weten niet hoe het toekomstig systeem eruit gaat zien. Het is dus onzeker of een investering wel gaat renderen. Voor een bedrijf is dat natuurlijk cruciaal. Samen met het Havenbedrijf Rotterdam, Stedin, TenneT, Gasunie, Quintel, TNO en TU Delft werkt Siemens aan het Gridmaster-project waarbij we op een bredere manier over dat risico nadenken. Partijen moeten anders met elkaar om de tafel gaan zitten. Als de één een investering doet, welke investeringen van andere partijen zijn dan ook nodig? Voor de overheid is hierin een belangrijke rol weggelegd, om het geheel te overzien en sommige risico’s af te dekken. Ik vraag me wel af of dit in het verleden niet beter aangepakt had kunnen worden. Het maatschappelijk belang is groot en de klok begint te tikken. De afgelopen dertig jaar hadden we goed kunnen gebruiken.”

Asselbergs: “Het maatschappelijk aspect woog toen anders mee dan nu. De klimaatdiscussie werd anders ingeschat. Dat heeft helaas tijd nodig gehad. Toch speelde maatschappelijke verantwoordelijkheid toen ook al voor bedrijven. Nu worden bedrijven door de rechter aangesproken. Daar was destijds helemaal geen sprake van. Naar mijn idee moet het bedrijfsleven met de initiatieven komen, die in partnership met de samenleving – waarvan de overheid de representant is – tot realisatie moeten komen. In mijn tijd ging het vaak over pijpleidingen. Bedrijven hadden warmte over, maar zagen het niet zitten om pijpleidingen tot aan de warmte-afnemer aan te leggen. Dat dit niet eenvoudig is, bewijst het Warmtebedrijf Rotterdam wel, dat hier enorm veel moeite mee heeft. Het gaat natuurlijk wel om forse bedragen. Dit zijn geen budgetbeslissingen die het lokale management moet nemen, want je hebt het hier over investeringsbesluiten die bij veel bedrijven op het bordje liggen van de directie in Amerika of Japan. Die partijen moet je zover zien te krijgen.”

Was energie altijd al een onderwerp dat je aansprak?

Asselbergs: “Ja, omdat energie een enorm belangrijke asset in de Rotterdamse haven is. Ook voor de logistieke bedrijven, die in het begin de neiging hadden om met meer afstand naar energieprojecten te kijken. Ze vonden dat iets voor de raffinaderijen, chemische bedrijven en energiecentrales. Maar uiteindelijk is de hele keten, waar zowel de producent als verbruiker in zitten, van belang om een commitment aan te gaan. Ook voor containerterminals biedt het kansen om die karretjes op waterstof te laten rijden. Natuurlijk nog geen groene waterstof, maar die slag wordt gemaakt. Als overtollige, op de Noordzee opgewekte windstroom aan land komt, moet je dat ergens in opslaan. Waterstof is daarvoor een prima medium en dan kun je het stap voor stap gaan vergroenen. Net zoals het met elektriciteit gaat. In Rotterdam gaat het bovendien over interessante volumes. Met te kleine volumes komt een project moeilijk van de grond.”

Een project met grote volumes is H-vision. Vind je dat kansrijk?

Asselbergs: “Dat zou het moeten zijn. Daar moet je met z’n allen vol de schouders onder zetten. Het is ook een project waar je trots op kan zijn. Voor internationale bedrijven kan dit een showcase binnen het concern zijn. Als het in Rotterdam kan, kan het in Singapore of elders ook. Dan ben je in Rotterdam een voorloper, wat kennis en innovatie oplevert.”

Heb jij ook het idee dat we met geslaagde energietransitieprojecten een exportproduct in handen hebben?

Van Dinther: “Zeker, je hebt altijd ambassadeurs nodig. Ik geloof ook dat het in Nederland kan. Er is hier veel kennis en innovatief vermogen aanwezig. Het is wel belangrijk dat het in Rotterdam gebeurt, niet alleen om de kennis die je ontwikkelt, maar omdat je vervolgens ook kennis weer aantrekt. Jongeren willen niet alleen bij een bedrijf werken dat allerlei interessante dingen doet, je wilt ook in het projectteam zitten waar het gebeurt. Jongeren willen concreet een bijdrage leveren. Dit soort projecten kunnen daar enorm bij helpen.”

Vinden de huidige studenten bedrijven met een groene focus meer aantrekkelijk om voor te werken?

Van Dinther: “Dat wordt als heel belangrijk gezien. Jongeren willen een maatschappelijke bijdrage leveren. Niet alleen op het gebied van vergroening en verduurzaming, ze zijn ook geïnteresseerd in de sociale context en innovatie.”

Asselbergs: “Ik geloof dat ieder persoon in een werkomgeving wil werken waar je trots op kunt zijn. Bij Deltalinqs zijn we met talloze projecten bezig geweest, van energie tot het opleiden van jongeren in een oefenfabriek die we op de RDM hebben neergezet. Daar kun je met z’n allen trots op zijn. Dat is de grootste driver. Er is veel kennis hier, in de haven en ook in Delft, Eindhoven en Twente. Maar als die niet wordt toegepast, gaat de kennis zich concentreren rond de plekken waar het wel gebeurt. Het opdoen van ervaring met de implementatie van kennis hier in Rotterdam is waardevol. Kijk maar hoe China zich ontwikkelt.”

Van Dinther: “Het is niet alleen belangrijk om die kennis op bepaalde locaties toe te passen, maar ook om dat op sectoren te specificeren. Als je het over slimme innovaties hebt, gaat het al snel over grote marketingplatforms, zoals de snelle boodschappendiensten. Maar je kunt je afvragen of we ons slimme talent daarvoor moeten gebruiken. Of gaan we het benutten voor het beantwoorden van de vraag hoe een olieraffinaderij het beste valt om te bouwen. Het is natuurlijk aantrekkelijk om te werken bij bedrijven waar nu veel geld wordt verdiend en waar snelle innovatie plaatsvindt. Maar je wilt die mindset ook zien bij bedrijven waarvan veel verandering wordt gevraagd. Bedrijven hebben dat zelf in de hand. Dit vergt risicovolle investeringen in nieuwe projecten. Bedrijven investeren op deze manier niet alleen in hun eigen verduurzaming, maar ook in hun imago voor de werknemers van de toekomst.”

Asselbergs: “Niet al het talent in Nederland kan bij de top-vijf van bedrijven werken. Waar kunnen ze met hun talent terecht? Dan kom je bij jouw rol als Haventalent, Europoort Kringen of EIC Mainport Rotterdam, die jongeren kunnen bewegen eens in de Rotterdamse haven te kijken. Wat voor kansen liggen daar!”

Van Dinther: “We hebben ook talent nodig dat de rol van de ‘handjes’ kan vervullen. Bij Siemens werk ik veel met netbeheerders samen. Van hen hoor ik dat ze de nieuwe netten voor groene stroom niet kunnen ombouwen omdat ze de handjes niet hebben.”

De energietransitie is dus lang niet alleen een technologievraagstuk, maar heeft ook een ambachtelijk aspect.

Asselbergs: “Inderdaad, een intellectueel kan een schitterend plan bedenken, maar het moet ook worden uitgevoerd. In de wereld van de energie hoort daar ook bij dat je op een heel efficiënte, kosteneffectieve en veilige manier procesinstallaties en pijpleidingen realiseert. Dat lijkt een eenvoudige job, maar daar komen ook specialistische apparatuur, robots en vakmanschap aan te pas.”

Wat is de grootste uitdaging voor het verduurzamen van de haven?

Van Dinther: “Het financieringsvraagstuk. We stappen in iets nieuws; kunnen we verantwoorden dat dat in de nabije toekomst winst gaat opleveren? Kunnen we bedrijven prikkelen daarin te investeren? Dat is de grootste uitdaging. Maar als dat eenmaal lukt en er meer vaart in komt, kan het snel gaan. Porthos is pas goedgekeurd, Gasunie is officieel benoemd tot waterstoftransporteur. Dat lijken kleine nieuwsberichtjes, maar zijn wel heel grote sprongen. Straks beginnen al die nieuwe projecten en zijn er misschien allerlei vacatures die nieuw talent aantrekken. Zo kan het steeds sneller gaan.”

Heb je het idee dat de vaart er nu eindelijk in zit?

Asselbergs: “Het Centraal Planbureau heeft laten weten dat we, zoals het er nu voorstaat, de klimaatdoelen voor 2030 in Nederland niet redden. De overheid wordt daarop aangesproken, maar impliciet zijn wij daar met z’n allen verantwoordelijk voor. Het kan niet meer op de Hollandse manier. Polderen is goed om draagvlak te krijgen voor bepaalde onderwerpen, maar op een gegeven moment moet je met de vuist op tafel slaan. De overheid moet gewoon met heel duidelijke regelgeving komen.”

Heb je er vertrouwen in dat dat gaat gebeuren?

Asselbergs: “Je ziet het. Het gebeurt. Wel heb ik zorgen over de planologische kanten, want het duurt veel te lang voordat een netbeheerder het planologisch voor elkaar weet te krijgen. De ideeën hebben we op orde, maar we lopen vast in procedures en mensen die gebruikmaken van hun democratisch recht om het ergens niet mee eens te zijn.” 

Geloof je desondanks dat de haven zal vergroenen?

Asselbergs: “Jawel, ik blijf optimistisch. Ik verwacht dat het sneller zal gaan. Neem de uitspraak van de rechter naar Shell toe. Ik interpreteer dat als het aanspreken van een hele sector, anders blijf je hangen in ‘level playing field issues’. Het valt te vergelijken met een veiligheidsongeval bij een bedrijf. Daar wordt lering uit getrokken en de arbeidsinspectie stelt regeltjes op. Die gelden dan voor iedereen. Individuele omstandigheden leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving voor het collectief, waarmee de samenleving een stap verder komt.”

Hoe optimistisch kijk jij vooruit, al dan niet gesteund door uitspraak in de zaak van Milieudefensie tegen Shell?

Van Dinther: “Over de huidige stand van zaken ben ik niet per se heel optimistisch. In een interview noemt Marjan Minnesma [directeur Urgenda, red.] het uitblijven van de klimaataanpak een misdaad tegen jongeren. Er is nog steeds geen uitvoering, alleen nog maar ‘aanspreken op’. Bedrijven zullen meer lef moeten tonen in het plegen van investeringen om het systeem te veranderen. Ze kunnen er niet van uitgaan dat alles is zoals het blijft en dat ze de rendementen houden die ze nu hebben. Het vraagt wat meer brutaliteit en voorstellingsvermogen van dat nieuwe systeem. Ook de politiek heeft een belangrijke rol. Zij moet een beeld schetsen hoe we het willen hebben en hoe zij gaat stimuleren, want dat ontbreekt op dit moment nog. Wat al loopt, is natuurlijk positief. Het is goed dat te benoemen.”

Wie is Cees Jan Asselbergs?

Cees Jan Asselbergs trad in 1991 als directeur in dienst van Europoort Botlek Belangen, dat in 2001 met de havenondernemingsvereniging SVZ in het huidige Deltalinqs samenging. In 2015 nam Asselbergs afscheid als directeur van Deltalinqs. Hij was ook directeur van het Deltalinqs Energy Forum, het huidige Deltalinqs Climate Program. 

Wie is Jan van Dinther?

Jan van Dinther studeerde Complex System Engineering & Management aan de TU Delft. In 2019 studeerde hij af bij SmartPort, waar hij de ontwikkeling van energie-infrastructuur in de haven van Rotterdam onderzocht. Bij Siemens werkt hij sinds december 2019 als energy transition developer nog steeds aan datzelfde onderwerp. Eind vorig jaar werd Van Dinther tot Jong Haventalent verkozen.

[/et_bloom_locked]

 

Nieuwsbrief

Wekelijks het laatste Rotterdamse industrienieuws direct in je inbox? Meld je dan nu aan en blijf zo op de hoogte!

Bedankt voor het aanmelden. Veel leesplezier!