Selecteer Pagina

Havenmensen houden geen afstand

door | 22 dec, 2021

Precies dertig jaar geleden begon mijn Rotterdamse havenavontuur. En met deze laatste havencolumn van het jaar – ook mijn laatste – komt er nu een eind aan. Van die 30 jaar heb ik er 21 in het haven- en industriegebied zelf gewerkt, terwijl ik er de overige 9 jaar vanuit thuis in Brainport Eindhoven over heb geschreven. Maandelijks. In totaal zo’n 110 columns. 

Door Jaap Luikenaar

Net als die columns is mijn werk in en voor de haven steeds heel veelzijdig en afwisselend geweest: als communicatieadviseur en als lobbyist. Aanvankelijk vanuit de middelste van de Lee Towers aan het Marconiplein en later op het World Port Center, om – na een tussenstop op het stadhuis aan de Coolsingel – m’n laatste havenjaren te slijten als directeur van het informatiecentrum EIC Mainport op de Landtong Rozenburg.

Vrijwel niemand kan zich, als-ie zijn sollicitatiebrief schrijft en zijn contract ondertekent, precies voorstellen hoe het zal zijn om in de Port of Rotterdam te werken. Toch heeft er in mijn hoofd al van jongs af aan een stemmetje gezeten dat zei dat die haven wel iets voor mij was. Samen met mijn opa ging ik kranen tellen toen ik het eerst door het havengebied reed. Het was eind jaren vijftig. Dus nog heel veel kranen. Nee, geen portaalkranen – het eerste containerschip arriveerde pas in 1963 – maar de oude puntige kranen zoals op de Fruitterminal in het Merwehavengebied, pardon M4H. Als tiener mocht ik later met mijn vader – marineofficier – meevaren aan boord van kruiser De Ruyter: van Den Helder naar Europoort waar het oorlogsschip bij Verolme in dok ging. Later op die dag liep ik er onderdoor: een ervaring om nooit te vergeten. 

De haven heb ik in die dertig jaar zien groeien: in afmetingen (dankzij de Tweede Maasvlakte) en in overslagtonnen (van 290 miljoen ton in 1992, tot aan de verwachte 440 miljoen ton nu). De havengroei ging ook van groot-groter-grootst naar goed-beter best en van mechanisch/fysiek naar meer digitaal/elektronisch. En verder is de haven – zij het schoorvoetend – op weg van kolen, olie en gas naar wind, waterstof, afval en zon. Ja, schoorvoetend op weg, want ‘we’ zijn er nog lang niet en 2030 komt met snelle schreden dichterbij: een kleine 3.000 nachtjes slapen maar. Plannen, ideeën en papieren nota’s genoeg. Nu de daden nog bij al die mooie woorden.

Een begin is er. Niet eerder werd die energietransitie me duidelijk dan bij het zien van een serie van 180 luchtfoto’s van het havengebied. Ze zijn binnenkort te zien in het fotoboek ‘Rotterdam, stad en haven vanuit de Lucht’ van uitgever Sky Pictures waarvoor ik onlangs de teksten heb geschreven. Van bovenaf gezien zie je vele duizenden zonnepanelen liggen op de daken van distributiecentra en magazijnen. En overal in de haven laat de offshore zijn sporen na: drijvende bokken, pontons en andere apparatuur van immense omvang, voor bouwers van werkeilanden, windturbines en kabelleggers op de Noordzee.

Bij zo een laatste terugblik zou ik haast de mensen in de haven vergeten. Het contactenlijstje op mijn LinkedIn-account puilt uit van havenvrienden en havenrelaties. Want dat is wel het mooie van de haven: het havenvirus. Wie er werkt, of wie er gewerkt heeft is besmet en blijft besmet. Ook omdat havenmensen elkaar maar al te graag opzoeken en ontmoeten. En geen afstand houden. 

Nee, nee, kom niet aan mijn haven.

Nieuwsbrief

Wekelijks het laatste Rotterdamse industrienieuws direct in je inbox? Meld je dan nu aan en blijf zo op de hoogte!

Bedankt voor het aanmelden. Veel leesplezier!