Voor in het museum

Zoals ik in mijn vorige column al schreef ben ik recent van baan geswitcht. Met een kleine openstaande reserve aan vrije dagen betekende dit de luxe van een week vrij eind oktober. Los van wat beslommeringen in en om huis een mooie gelegenheid om wat zaken af te strepen van het lijstje waar je anders nooit aan toe komt.

Door Onno de Jong

Zo bevond ik mij op een druilerige dinsdag in Eindhoven om een bezoek te brengen aan het DAF Museum (ooit als klein jochie wel eens geweest) en het museum van dat nog veel bekendere Eindhovense concern, Philips (op aanraden van een collega).

Het DAF Museum was klassiek zoals een technisch museum dat hoort te zijn. Nietszeggende architectuur, weinig moderne fratsen met schermen en tablets maar wel een prachtige collectie en trotse oud-medewerkers die in het museum sleutelen aan de collectie. Ergens in een hoekje hing aan de muur een licht verkleurde poster met daarop een schematische tekening van het vrachtwagenproductieproces en de fabriekshallen anno midden jaren tachtig.

Toeval wilde dat ik een week eerder in het kader van een congres in Zwolle een bezoek kon brengen aan de Scania-productielocatie aldaar. Voorafgaand aan het fabrieksbezoek kregen we een erg interessante presentatie over het lean productieproces dat Scania de afgelopen vijftien jaar stapsgewijs geïntroduceerd heeft om productiviteit en kwaliteit in de fabriek verder te verhogen. Waar op de tekening in het museum nog grote voorraden onderdelen te zien zijn die liggen te wachten op het montageproces ging het in Zwolle juist om zo min mogelijk voorraad. Voorraad is geld, dus iedere vijfentwintig minuten een vrachtwagen met onderdelen de fabriekspoort door laten rijden is dan toch voordeliger blijkbaar. Iets wat niet op de tekening in het museum stond maar wel op een foto: de grote parkeerterreinen rond de fabriek met gebouwde maar nog niet verkochte trucks. Ook dit is een bedrijfsmodel wat tegenwoordig weinig meer voorkomt.

Na de lunch door naar het Philips museum. Compleet anders qua opzet, modern pand, hartje centrum, veel interactie, mooi licht (!). Hier natuurlijk veel aandacht voor innovatie. In een van de vitrines hing de sollicitatiebrief van de oprichter van het beroemde Natlab. Deze R&D-afdeling avant la lettre heeft aan de wieg gestaan van een aantal belangrijke technische ontdekkingen. Bijvoorbeeld bij de ook alweer bijna tot het museum veroordeelde compact disc (CD). Maar niet alle uitvindingen zijn even succesvol in de praktijk toepasbaar gebleken. Het Philips camerahorloge – een soort sporthorloge met een vissenoog erop – uit midden jaren negentig is geloof ik nooit een doorslaand succes geworden. Ook de videotelefoon uit 1966 is alleen in sciencefictionfilms onderdeel geworden van een gemiddeld huishouden.

Maar misschien is er nog wel wat anders aan de hand. Sommige concurrenten hebben allicht niet zoals Philips aan de wieg gestaan van allerhande uitvindingen maar zijn wel beter gebleken in het op de markt brengen van de techniek. Het beeldbellen was bijvoorbeeld een paar jaar geleden echt een reden waarom er destijds iPhones aangeschaft werden.

Kortom, leerzame vrije dag zo in het zuiden. En de moraal van het verhaal: blijven vernieuwen, anders word je onherroepelijk tot het museum veroordeeld!