Begin maart kwam de Finse scheepsmotorenbouwer Wartsila uit eigen beweging met een bericht naar buiten dat Italiaanse medewerkers van het concern gerommeld zouden hebben met testresultaten. Daar waar het bij Volkswagen ging om milieuprestaties betrof het hier het brandstofverbruik van scheepsmotoren. Sommige motoren werden na praktijktests één procent zuiniger voorgesteld dan dat ze daadwerkelijk bij de klant bleken te zijn.
Door Onno de Jong
Nu valt een afwijking van één procent in het niet bij de afwijkingen die bij sommige sjoemeldiesels gerapporteerd werden maar wederom: als het te mooi is om waar te zijn…
Een probleem is echter dat één procent meer brandstofverbruik hogere kosten voor de reder betekent. In de scheepvaart maken brandstofkosten een vrij groot deel van de totale kosten uit. In een op kosten gefocuste sector is dit dus een extra kwalijke zaak.
Dit zeer scherpe kostenbewustzijn is ook een kenmerk van het Rotterdamse chemische cluster. Vorige maand presenteerde het ‘Kernteam versterking industriecluster Rotterdam/Moerdijk’ onder leiding van oud-Shell-directeur Willems een actieplan om de toekomst van dit cluster veilig te stellen. Voor het overleven van het cluster is op de eerste plaats een verdere verhoging van de efficiency noodzakelijk.
Met een aantal concrete aanbevelingen, denk aan betere verknoping van lokale complexen of meer gebruik van restwarmte, wordt er al voorgesorteerd op het aan de slag gaan met deze uitdaging. De tweede lijn in het rapport gaat gelukkig over de strategische toekomst van het cluster. Vooral van biobased chemicals wordt veel verwacht. Voor de overheid ligt hier een belangrijke rol aldus het rapport. Sowieso lijken overheden een grote rol te hebben in deze ontwikkelingen. Nog geen week na het verschijnen van het rapport kwam immers naar buiten dat Avantium in haar zoektocht naar ‘de best mogelijke deal’ (waarbij subsidies ook een belangrijke rol zouden spelen aldus de cfo in een interview) voor een vestiging in Antwerpen op het terrein van BASF gekozen had…
In een gesprek met het Financieele Dagblad gaven de opstellers van het rapport nog een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle turn around van het cluster aan. De hoofdkantoren van een groot deel van de bedrijven in het cluster staan niet in Nederland en dan is de vestiging in Rotterdam slechts een van de vele vestigingen in de spreadsheet van de executive board. Investeringen die niet direct meerwaarde opleveren zijn daarmee lastig te realiseren.
In het bredere Rotterdamse havencluster is dit al jaren een issue. Het is niet voldoende om een lokaal kantoor te hebben dat moet wachten op de stalorders van het hoofdkantoor. Het belang van het aantrekken van de ‘besliscentra’ is gelukkig redelijk onderkend, het is zelfs even een eigen Topsector geweest, maar zaak is om hier wel verder mee aan de slag te gaan.
Kortom, goede plannen zijn er genoeg, nu is het nog zaak om ze gezamenlijk uit te gaan voeren, hopelijk dat de nog te benoemen clustercommissaris hier een mooie rol in kan gaan spelen!