Door de Rotterdamse procesindustrie uit te rusten met systemen voor hybride warmteopwekking kan de CO2-uitstoot flink naar beneden worden geschroefd. Dit concludeert DNV-GL op basis van eigen onderzoek.
De studie is door DNV-GL opgesteld in opdracht van Nouryon, Deltalinqs, Shell en Tennet. Nouryon is het voormalige AkzoNobel Specialty Chemicals. De industrie zou warmte kunnen produceren door naast bestaande gasboilers gebruik te maken van nieuwe elektrische boilers. Samen vormen die een hybride power-to-heat-installatie, die deels op offshore windstroom kan draaien.
Hybride warmteopwekking
Wanneer op zee heel veel elektriciteit wordt opgewekt, kan dit in Rotterdamse fabrieken voor warmteopwekking worden benut. Dit heeft als voordeel dat er minder hoeft te worden geïnvesteerd in het upgraden van het Nederlandse elektriciteitsnet. De Rotterdamse haven ligt immers pal aan de Noordzee. In tijden van minder grote hoeveelheden windstroom kan de industrie warmte met behulp van gas opwekken.
4,5 megaton CO2
DNV-GL heeft berekend wat deze aanpak bij een hogere CO2-prijs zou kunnen opleveren. Bij de combinatie van elektriciteit en gas is de besparing 4,5 megaton CO2 per jaar met extra kosten van zo’n 60 euro per ton CO2, ten opzichte van een normale gasgestookte ketel. Wanneer voor warmteopwekking volledig op duurzaam opgewekte windstroom wordt gebruikt, komt een besparing van 9 megaton CO2 in zicht. Dit komt neer op ongeveer twee derde van de totale CO2-reductie-opgave voor de industrie, die 14,3 megaton bedraagt.
Kosteneffectieve manier
De vier opdrachtgevers Shell, Deltalinqs, Nouryon en Tennet zijn enthousiast over de uitkomsten. “Dit onderzoek toont aan dat een koppeling van elektriciteit uit wind-op-zee met onze industriële processen op een kosteneffectieve manier kan leiden tot grootschalige CO2-reductie”, verklaart Marjan van Loon, president-directeur van Shell Nederland. Alice Krekt, programmadirecteur Deltalinqs Energy Forum, spreekt van een studie die waardevolle inzichten heeft opgeleverd. “Het is nu belangrijk met meer bedrijven deze oplossing verder te verkennen zodat de stap naar implementatie kan worden gezet.”